Een pleidooi voor de aanwezigheid van de interieurarchitect in het publieke domein. Of hoe interieurarchitectuur zichtbaar kan worden als ruimtelijk antwoord op maatschappelijke vraagstukken.

De onzichtbare kracht van interieurarchitectuur
Hoewel de eindproducten – in de vorm van gebouwde omgevingen – visueel en tastbaar zijn, zit de kracht  van interieurarchitectuur in de onzichtbare aspecten: In welbevinden faciliteren, mensen in beweging zetten, voorwaarden scheppen voor gesprek en ontmoeting; of interesse en verwondering wekken en identiteit geven. Interieurarchitectuur is een waardevermeerderaar. Het kan afgeschreven gebouwen weer nieuw leven inblazen, heeft aandeel in het verlevendigen van stadspleinen, heeft het vermogen om schoolgebouwen aan te passen aan nieuwe werkvormen, kan verantwoordelijkheid, betrokkenheid en transparantie bewerkstelligen door de vormgeving van werkomgevingen.

‘City Eyes’ van Dus Architecten: verbindt buurtbewoners.
In de externe beeldvorming staat deze kracht niet op de voorgrond. Interieurarchitectuur lijkt zich vooral te profileren met de zichtbare resultaten: de gebouwde omgeving. Mijns inziens valt er veel te winnen met een hernieuwde focus op de onzichtbare resultaten van interieurarchitectuur. Dan kan het vak nog beter ingezet worden als ruimtelijke antwoord op maatschappelijke vraagstukken.

Maatschappelijke verschuivingen (de waarde van onzichtbare aspecten)

Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande die beroep doen op de onzichtbare kracht van  interieurarchitectuur.
1 – Er wordt nauwelijks meer nieuw gebouwd. Maar behoefte aan identiteit en binding is er wel. De nodige transformatie van bestaande gebouwde omgeving geeft veel uitdagingen: ruimtelijke, sociale, culturele en economische aspecten komen daar samen. Dat vraagt van de (interieur)architect een bemiddelende rol tussen het ruimtelijke, sociale, culturele en economische.
2 – Het digitale tijdperk en met name de sociale media zorgt voor een verschuiving in betrokkenheid van eindgebruikers. Er zijn al een aantal goede voorbeelden te vinden van co-creatie en co-design waarbij producten beter voldoen aan de vraag en de consument zich meer betrokken voelt. Voor interieurarchitectuur ontstaat hierdoor de kans om de kwaliteit van het vak op een nieuwe manier onder de aandacht te brengen.

Goed voorbeeld van het ontwerpen van interactie in een woonomgeving. ‘City Eyes’ van Dus Architecten.

 

De potentiële waarde van interieurarchitectuur (het tastbare antwoord op onzichtbare aspecten)

Als het gaat om maatschappelijke thema’s als herbestemming, verduurzaming en het stimuleren van sociale cohesie kan de interieurarchitect een belangrijk aandeel hebben. Het podium is er (gemeente, werkgroepen, fora, symposia) en de potentie ook. Maar er ligt een uitdaging voor de interieurarchitect om op de juiste plek met de gevraagde kwaliteit aanwezig te zijn. Deze uitdaging vraagt om een ontwikkeling in ons vak zowel intern (kwaliteitgericht) als extern (profilering).

Doepel en Strijkers Architecten heeft rol als bemiddelaar vervuld in de tot standkoming van het HAKA-gebouw. Samenwerking en maatschappelijke inzet zorgde voor een uniek resultaat.
Intern is het nodig om te investeren in de kwaliteit van de interieurarchitect in haar vernieuwde rol, namelijk die van bemiddelaar. Dit vraagt om onderwijs dat niet alleen de fysieke kanten van het vak onder de aandacht brengt maar ook omgevingspsychologie, gebruikers-onderzoek, gesprekstechnieken en dergelijke. De masteropleiding Towards Spatial Identity is daar goed mee bezig. Maar ook na de opleiding is er een platform nodig die deze input blijft geven en stimuleren. Dit platform moet diverse betrokken professionals – ook buiten het interieurvak – verbinden. Ook is er een vakbreed discours nodig over hoe interieurarchitectonische middelen kunnen bijdragen aan heersende maatschappelijke vraagstukken. Wanneer dit discours gevoerd wordt, zal de interieurarchitect makkelijker zijn weg vinden naar de plekken waar zij het meest van waarde kan zijn.

Co-creation = de kracht van meer kenners: binnen twee uur tijd ontstaan er uiteenlopende, inzichtgevende en verrassende ideeën.
In de externe profilering ligt de uitdaging om niet alleen zichtbaar te zijn middels de permanente resultaten: gebouwde interieurs. Maar ook door activiteiten die toekomstige gebruikers betrekken en die de zachte kant van interieurarchitectuur zichtbaar maken. Bijvoorbeeld door co-creation-sessies, door tijdelijke installaties en proefopstellingen die deelaspecten van een ontwerp onder de aandacht brengen. Door aanwezigheid op bestaande festivals en evenementen. En door het delen van tussenresultaten, zoals gebruikersonderzoeken. Een nieuwe manier van aanwezig zijn zorgt voor meer herkenning en erkenning van de kwaliteit van interieurarchitectuur. En andersom levert het voor de interieurarchitect kennis op over het effect van ruimte en menselijke interactie.

Goede voorbeelden

Er zijn positieve ontwikkelingen op dit gebied in architectenland. ‘Social Design’ (Ontwerpen om de stenen heen) wordt steeds vaker ingezet door architecten. Social design maakt ontwerpers bewust voor wie ze ontwerpen en waarom. Het gaat over de sociale en duurzame kwaliteit van een ontwerp, maar ook over het organiseren van betrokkenheid van gebruikers. Het kan vorm krijgen door de inzet van ‘co-creation’ (bijv. recycle office’ van Doepel en Strijkers), maar ook door tijdelijke ruimtelijke installaties die menselijke interactie bewerkstelligen (bijv. ‘Eten en drinken’ van Dus Architecten). En het zet maatschappelijke thema’s op de kaart: een van de thema’s van het symposium Social Design van afgelopen juni was:  “Hoe breng je maatschappelijke waarde van ontwerp over op politiek en publiek?” (Werklandschap verdiept). Interieurarchitecten zijn nog niet ruim vertegenwoordigd op dit gebied. Mijn hoop er verwachting is dat dat gaat veranderen.

Conclusie: hoe interieurarchitectuur zichtbaar kan worden als ruimtelijk antwoord op maatschappelijke vraagstukken

De conclusie is tweeledig:
Onder interieurarchitecten moet het discours over maatschappelijke relevantie gevoerd worden. De kwaliteit van de interieurarchitect moet omhoog om tegemoet te komen aan de verschuiving van praktisch ontwerper naar adviseur met verbindende rol. Naar buiten toe is een profilering met zachte kant van het ontwerpvak nodig. En een grotere aanwezigheid in het publieke domein, met meer dan alleen permanente resultaten.

Zowel de interne als de externe uitdaging is: aanwezig zijn waar je relevant kunt zijn. Zowel in gesprekken over maatschappelijke vraagstukken, als daar waar de eindgebruikers zich bevinden.

Een tijdelijk ruimtelijk object in de openbare ruimte, spreekt tot de verbeelding. (foto van ruimtelijk werk op Oerol 2008)

 

(dit is een verkorte versie van mijn essay ‘Een pleidooi voor de aanwezigheid van de interieurarchitect in het publieke domein. Of hoe interieurarchitectuur zichtbaar kan worden als ruimtelijk antwoord op maatschappelijke vraagstukken.’ september 2012 voor de Master Interior Architecture )